Blogs/Stukjes
99. Hé, schatje
Je kan er niet omheen. Buitenreclame. Met uitzondering van historische stadscentra kunnen Vodafone of Kruidvat daarbuiten hun gang gaan. Op pleinen staan rijen reclameborden als zwijgende maar opzichtige digitale marktkooplui. Promoties van Restaurant Prima Pasta of Adams Assurantiën hangen in bushokjes en aan lantaarnpalen. Aanbiedingen van Slagerij Slagter of Patisserie Petitfour zwiepen in de wind op wiebelige borden naast de winkeldeur, langs snelwegen of op rotondes schreeuwen Bol.com of Ohra om onze aandacht vanaf masten en zuilen met verlichting en dubbelzijdige beelddragers zodat ook tegemoetkomend verkeer met de snufferd op deze fijne producten en onmisbare diensten wordt geduwd.
Binnenshuis is er vaak ook geen ontkomen aan: marketing goochemerds hebben afgesproken hun reclameblokken op tv op dezelfde tijd uit te zenden. Bang om in mijn stoel afgeleid te worden en een ongeluk te veroorzaken ben ik niet. Wat kan me gebeuren? Hooguit verrek ik een spier wanneer ik mijn gezicht te snel van het scherm afwend.
Ik weet dat we in een consumptiemaatschappij leven en dat bedrijven altijd meer omzet willen. Maar buitenshuis wil ik me niet van de wijs of in gevaar laten brengen door in het oog springende koopaanmoedigingen op momenten dat ik beter het verkeer in de gaten kan houden. Het vervelende is dat ik er tóch naar kijk. En dat ze soms werken. Doemt er zo’n grote gele M op, dan weet ik waar ik een vette bek kan halen en voel ik soms spontaan trek opkomen.
Er is één advertentie waarvan de boodschap mij ontgaat. ‘Hé schatje.’ En daaronder in kleinere letters: ‘Voel je je aangesproken? Anderen ook.’ Is hij geplaatst door een landelijk autoschadeherstelbedrijf met het oogmerk ons zodanig af te leiden dat we een kettingbotsing veroorzaken? Is het een oproep voor een lievere samenleving waarin we elkaar vaker schatje moeten noemen? Of dient het alleen maar om onze fantasie op die woorden los te laten? Hoe dan ook voelen we ons allemaal aangesproken. Want iedereen vindt zichzelf toch een schatje?
98. Top Zoveel
Zelf luister ik naar de Top 2000 van NPO Radio 2. Afgelopen november hoor ik een aankondiging van de Evergreen Top 1000 van NPO Radio 5 en stem af op dat kanaal. Er klinken nummers uit de tijd dat ik luiers draag. En nog oudere. Ik tel veel Franse en Duitse deunen, maar ook vertolkingen in het Japans, Galicisch, Filipijns en Ambonees-Maleis. En maar liefst 21 liedjes van The Cats.
Muziek heeft het vermogen om vergeten of verdrongen gebeurtenissen uit de krochten van ons geheugen op te diepen. Het kan snijdende herinneringen verzachten en de glans bewaren van fijne belevenissen. Op eerste kerstdag gaat de Top 2000 van NPO Radio 2 van start. Ik ben benieuwd welke herinneringen deze keer boven komen drijven. Na de eighties is muziek uit de seventies het best vertegenwoordigd in dit muzikale overzicht. Komt waarschijnlijk omdat het vooral vijftigplussers zijn die de lijst invullen. Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig. Wanneer ik een liedje uit die periode hoor, borrelen bij mij vooral fijne herinneringen naar boven. Mijn middelbareschooltijd. Eerste grote liefde. En minder fijn: Mijn eerste gebroken hart. Veel plezier en dansen. En de strijd die opgroeien soms nu eenmaal met zich meebrengt. Nummers uit de seventies beslaan de helft van de top 10. Sommige hebben raadselachtige teksten, zoals Bohemian Rapsody en Stairway to Heaven. Of blinken uit door een sublieme compositie of virtuoze instrumentatie, zoals Bohemian Rapsody en Stairway to Heaven.
Opvallend veel jaren ‘70 noteringen duren langer dan tien minuten. Het lijkt of er tegenwoordig vooral korte liedjes worden gemaakt, of uitgezonden. Jammer. Willen muzikanten en luisteraars in deze jachtige tijden geen geduld meer opbrengen voor lange nummers? Of vertikken diskjockeys ze te draaien omdat ze dan te weinig tussen de platen door kunnen kletsen?
97. Lot
Vooruit. Al snel stijgt mijn bloeddruk tot gevaarlijke hoogte. In het kort: Twee mannelijke engelen kloppen aan bij Lot, die in de poort van Sodom woont. God gaat deze verdorven stad vernietigen en de engelen raden de goede Lot aan te vertrekken. Alle mannen van Sodom – van jong tot oud (staat er echt) – willen seksen met de twee engelen. Zit er iets in de lucht? Lot (die kennelijk niet ademt) biedt de geile stedelingen zijn twee dochters aan, beschermend als hij is naar zijn twee gasten. Een goede vader zou zijn eigen lichaamsopeningen presenteren, maar die eer dringt Lot liever zijn dochters op. De volgende ochtend, bij het verlaten van de stad, kijkt Lots vrouw tegen Gods gebod in om en verandert daarom in een zoutpilaar. In de Bijbel kom je vaker wrede, losbandige, domme en ongehoorzame vrouwen tegen dan dat soort mannen. Tot slot verleiden Lots dochters hun vader omdat ze een kind willen. De sletten. Want iedereen weet dat vaders hen zoiets nooit aan zouden doen.
Of hij zijn dochters ook als gebruiksvoorwerp aan zou bieden, vraag ik de collega. En waarom hij meent dat dit verhaal – de meest vrouw- en homoseksueel onvriendelijke en beledigende bagger die je je voor kunt stellen – van mij een ‘gelovige’ zou maken. Het mag dan het lot van de collega zijn om zoveel mogelijk mensen te bekeren, met mij gaat hem dat niet lukken.
96. Koe-avond
In 1976 zijn vriendin M en ik op woensdagavond vaak te vinden op de dansvloer van De Herberg in onze woonplaats Roosendaal, tevens vestigingsplaats van het Korps Commando Troepen. Als scholieren met een beperkt budget kunnen M en ik ons drie frisdrankjes veroorloven. Of twee glazen wijn. Of één cocktail. Te weinig om het op onder andere Dancing Queen uitgedampte lichaamsvocht aan te vullen. De discotheek is op deze avond ook een gewilde uitgaansplek voor jongemannen die het tot commando willen schoppen. Op een avond komen we De Herberg binnen wanneer we een paar van de knapen in opleiding manhaftig tegen elkaar horen zeggen dat ze een koetje willen scoren op hun stieravond. M en ik hebben een ander voornemen dan ons als vee te laten behandelen. Aan de voorste van drie bars bestellen we een cola en een jus d’orange in een longdrinkglas. Hierdoor lijkt het alsof er behalve frisdrank ook alcohol inzit. De barkeeper knikt, hij kent onze strategie. Daarna lopen we naar de bar waar de stoere militairen staan. We kletsen gezellig, het zijn aardige jongens. Of we er nog een willen, vragen ze zodra de bodem van ons glas in zicht komt. Bacardi-cola, antwoordt M dan. Wodka met jus d’orange, zeg ik. Dansen doen de soldaten weinig. Rondjes geven des te meer. Er zijn woensdagavonden dat M en ik niets afrekenen en toch onvast op onze benen naar huis gaan.
In het bos kijk ik de commando’s-in-wording na totdat ze achter een paar struiken verdwijnen. Gaan ze tegenwoordig nog steeds uit op woensdagavond? En laten ze zich op hun stieravond dan ook argeloos uitmelken door koetjes die alleen maar gratis drankjes willen scoren?
95. Peter Pan en Wendy
In een artikel lees ik dat veel mannen zich pas na hun 50e volwassen voelen, waar vrouwen beweren dat op hun 26e al te zijn. En dan zijn er mensen die geestelijk nooit zo ver komen. Nou vind ik mannen en vrouwen die zichzelf en het leven niet altijd bloedserieus nemen een stuk fijner in de omgang dan mensen die chronisch ernstig zijn. Maar, ben je een veertiger – of ouder – en is je levensmotto sinds je achttiende onveranderd seks, drugs en rock & roll? Krijg je te horen dat je behalve plezierig in de omgang ook liegt en bedriegt en vooral hulpvaardig naar jezelf bent? Kamp je met bindingsangst en heb je moeite met kritiek? Dan speelt er mogelijk meer dan alleen je opgeruimde karakter. Volgens het artikel kan je het syndroom van Peter Pan hebben, een aandoening die vooral mannen raakt.
Tegenover Peter Pan staat Wendy. Dit syndroom betreft meestal vrouwen, behept met een ongezonde dosis zorgdrang. Van die moederkloeken die alles doen wat hun Peter Pan nalaat. Ze nemen verantwoordelijkheid en beslissingen en proberen recht te breien wat hij krom heeft gemaakt. Dat ze daarmee niet alleen zichzelf tekort doen, maar ook het gedrag van Peter Pan rechtvaardigen en verdedigen, ontgaat hen vaak.
Een voormalig lief van me is een charmante Peter Pan. Hoewel ik me destijds uit jeugdige onmacht van alles laat welgevallen, ben ik geen Wendy. Hij trouwt met een inschikkelijker type. Totdat zij het voor gezien houdt. En de volgende echtgenote ook. Net als een paar vriendinnen. Intussen is hij opnieuw getrouwd. Blijkt ze geen Wendy, dan kan hij binnenkort weer op zoek. Zielig eigenlijk voor al die Peters en Wendy’s.
Mijn huidige lief is aanhankelijk, wispelturig en egoïstisch. En toch ben ik bij hem wél een Wendy. Voor hem – mijn kat – een vanzelfsprekendheid.
94. Herfstbladeren
Geweld. We kijken er graag naar. De Romeinen vergapen zich in hun arena’s aan leeuwen die zich tegoed doen aan menselijke bieflapjes en aan gladiatoren die elkaar onder luid zwaardgekletter in schijfjes hakken. In de Middeleeuwen gaan we gezellig met het gezin naar een vierendeling op het marktplein of we kijken ademloos toe (ook vanwege de rook) hoe heksen op de brandstapel een krokant korstje krijgen. Tegenwoordig gaan we los met Mortal Kombat op de Playstation. We lezen boeken van Stephen King en kijken naar films van Quentin Tarantino.
Griezelen en angst. Waarom we onszelf dat aandoen, is de schuld van onze hersenen. Die maken in prettige omstandigheden dopamine aan, wat ervoor zorgt dat we ons zo tevreden voelen als een kleuter met een lolly. Maar dat beloningsstofje komt onder andere ook vrij wanneer we geweld zien, een ongeluk, of iets anders wat eigenlijk te vreselijk is om naar te kijken. Dan houdt het ons alert. Aan al dat kijken naar geweld kleven bijwerkingen. Hartkloppingen. Slapeloze nachten. Of dromen over seriemoordenaars met knarsende kettingzagen. Die ellende kan je eenvoudig voorkomen door niet naar geweld te kijken of erover te lezen. Is het leed al geschied, zorg dan voor doeltreffende nazorg. Ga (bij milde vormen) de natuur in, met je kop in de wind. Schop of gooi de herfstbladeren in het bos hoog op. Zal je zien dat je er weer tegen kunt. Tot de volgende keer dat je zo nodig een angstaanjagend boek moet lezen of naar iets gruwelijks wilt kijken.
93. Zoenen
Ik loop glimlachend voorbij en denk aan mijn eerste kletsnatte zoen. Dertien ben ik wanneer een vriendin op haar verjaardagsfeestje besluit dat er een kuskring moet komen en dat je niet mag weigeren. Er volgen plagerige duwtjes. De meisjes giechelen, de jongens maken kinderachtige en vooral dubbelzinnige opmerkingen. We zitten op de zolder die alleen met een krakende vlizotrap te bereiken is. De kans dat een bemoeizuchtige ouder voortijdig een einde maakt aan deze onbeholpen uitlating van pubertijd, is klein.
Zes meisjes en vijf jongens. Behalve klasgenootjes, heeft mijn vriendin ook een paar buurjongens uitgenodigd. Ik ken het stelletje lefgozertjes niet en wil dat zo laten. De jongens mogen als eerste kiezen. Ik duim dat ik overblijf. Tongzoenen met een van die gastjes, met dipsaus of puisten op hun gezicht? Om een hyperventilatieaanval van te krijgen. Op de eerste tonen van ‘Du’ van Peter Maffay barst de onsmakelijke vertoning los. Boventanden kletteren tegen elkaar. Een jongen duwt het hoofd van een meisje gevaarlijk ver achterover. En dan gebeurt waar ik voor vreesde. Een knul die eruitziet als acht en een kop kleiner is dan ik, kiest mij. Geen punt, zegt de kleuter wanneer ik hem op dat lengteverschil wijs in de hoop dat hij afhaakt. Hij gaat op een stapel boeken staan en valt mij op gelijke mondhoogte aan. Terwijl zijn tong op expeditie gaat naar mijn amandelen die ik niet meer heb, druipt mijn kin van zijn speeksel.
Het duurt daarna een hele poos voordat ik het opnieuw aandurf en zoenen zelfs een prettige bezigheid ga vinden. Maar ik pas voor mannen met de speekselproductie van een lama.
92. Goed gezelschap
Even wat vooroordelen rechtzetten. Niet iedere ASS’er heeft een wiskundeknobbel of is een stille zonderling die moeite heeft met het inleven in de gevoelens van anderen. De buitenwereld merkt het vooral aan mij wanneer ik iets recht voor zijn raap zeg, waar anderen hun boodschap in omtrekkende bewegingen brengen.
Autisme is niet altijd waarneembaar. Ik word weleens uitgelachen als ik zeg dat ik het heb. Wat gebeurt er eigenlijk in je hersenen? Kort door de bocht: heb jij geen ASS, dan belandt alle informatie na binnenkomst in je hoofd in een zeef die alles sorteert. Details die je op dat moment niet nodig hebt vallen door de mazen. Je houdt bruikbare stukken informatie over waarvan je hersenen dankzij een flexibel netwerk van verbindingen razendsnel een logisch geheel breien. Zo weet jij precies wat het is en op welke manier je het beste kunt reageren. Mis je die zeef en werken bepaalde gebieden ook al niet zo goed samen, zoals bij autisme, dan wordt echt álles wat je hoort, ziet, ruikt en voelt in losse stukjes op één grote hoop in je hoofd gekieperd. Zoek het maar uit. Het verwerken van al die prikkels en informatie kost vooral veel, héél veel energie. Maar het levert de wereld wel originele films, muziek en literatuur op. En wetenschappelijke vernieuwingen en ontdekkingen.
91. Man met eierstokken
Is het je weleens opgevallen hoeveel woorden en uitdrukkingen ‘man’ bevatten? Man van het woord. Manhaftig. Je mannetje staan. Zich vermannen. Allemaal ter eer en glorie van het lichamelijk en geestelijk mannelijk gezag. Betitel een man als vrouwhaftig of zeg dat hij zich moet vervrouwen en de kans bestaat dat je een mannelijke dreun voor je harses krijgt.
Nee, dan deze pareltjes: Een zuinige vrouw is het mooiste stuk huisraad. Zelden vindt men een wijf zonder knorren of gekijf. En de kers op de taart: Een goede vrouw is een dame op straat, een prinses in de keuken en een hoer in bed. Toe maar.
Een toverheks is een lelijke nare vrouw, een tovenaar een buitengewoon pientere man. Vrouwen met een sterke ambitie of een opvallende mening worden 'Kenau' genoemd, naar een doortastende zakenvrouw uit de 16e eeuw die haar vrouwtje stond, een eigenschap waar veel mannen nog steeds moeite mee hebben.
Ik hoorde pas iemand over een doortastende vrouw beweren dat ze ballen heeft. Maar zeg tegen een man dat hij eierstokken heeft omdat hij zo sociaal en invoelend is, en hij keilt je ongetwijfeld een hoop krachttermen naar je kanis. Al was het maar om te bewijzen dat hij echt wel ballen heeft.
Ik ga nog even door. In Roosendaal, de stad waar ik woon, dragen straten met dure koopwoningen aan de buitenrand van de wijk Langdonk mannennamen. De straten met (goedkope) huurwoningen dragen vrouwennamen. Dat is vast bedacht door een man die in zijn jeugd een onoverkomelijk akkefietje met zijn moeder heeft gehad.
Goed. Het is misschien niet zo belangrijk als de discussies over het klimaat of het afschaffen van Zwarte Piet en ik weet dat er niets zal veranderen, maar opmerkelijk is het wel.
90. Mooie mannenstemmen
Daarom hoor ik graag zo’n donkerbruine mannenstem. Een die rustig en bedaard klinkt, alsof de eigenaar van die stem alle tijd voor je neemt. Een van mijn favoriete stemmen is die van Gijs Scholten van Aschat. Wanneer ik hem in een reclame, film of tv-programma hoor, wil ik me als een poes opkrullen op de bank en snorrend wegdromen.
Sinds acht maanden heb ik nieuwe buren. Twee mannen die op avonden met aangename weersomstandigheden in hun achtertuin zitten te praten, vaak nog wanneer ik naar bed ga. Klaas Vaak en ik staan op gespannen voet met elkaar. Hij treuzelt mij te vaak. Maar hoort hij de bronzen stemmen van mijn buurmannen, dan komt hij aanrennen en is in slaap komen voor mij een fluitje van een cent. De herfst nadert. ’s Avonds is het buiten fris. Het is gedaan met snel wegdommelen op de klanken van mijn keuvelende buurmannen, ik moet weer wachten tot de slaap eindelijk komt aansloffen. Of ik zet tot komend voorjaar de stem van Gijs Scholten van Aschat in als slaap bevorderend middel. Hij heeft luisterboeken ingesproken. Met die bekroonde en betoverende voorleesstem is het een koud kunstje om de slaap te lokken. Dan ben ik halverwege het eerste hoofdstuk misschien al onder zeil.
89. Fooi
Twee weken geleden lunch ik met A in een restaurant in het centrum. Een jaar eerder ben ik hier met iemand die op de vraag of we lekker hebben gegeten, antwoordt dat de pittige bonenschotel een flauwe bonensoep is. Krijgen we nooit klachten over, beweert de serveerster. Deze keer bestellen A en ik Italiaanse tomatensoep. De serveerster, dezelfde als vorig jaar, brengt twee grote borden. Ruikt veelbelovend, zeggen we. Hij is lauw, merkt A bij de eerste hap. Zouden ze een blik Unox hebben opengetrokken, zeg ik. Of het smaakt, vraagt de serveerster wanneer ze onze halfvolle borden ziet. Weinig trek, zegt A. Niet lekker, zeg ik. Over Unox heb ik het niet eens. Het mens kijkt ons met een ongemeende glimlach aan. 'Iedereen vindt de soep heerlijk.' Het ligt dus weer niet aan de kookkunst van de kok, maar aan de slechte smaak van de klant.
Naar een fooi kan ze fluiten. En mij zien ze hier niet meer.
88. Vakantieliefde
Vanaf het allereerste ogenblik voel ik in alles zijn passie voor het leven. Wij liggen niet te sudderen tussen toeristen aan een costa. Slempen geen sangria op een terras. Vooruit dan, een paar glazen. Ik verdwijn in de nevel boven zijn meren in Asturië. Adem het licht in tussen de witte dorpen van de Alpujarras en baad in de onstuimigheid van de Feria de Mayo in Córdoba. Mijn lief is La Guernica van Picasso, Casa Milà van Gaudí en de geur van Maja zeep. Hij heeft het temperament van een flamencodanseres en de hartstocht van de gitaarklanken van Paco de Lucia. En voel ik de erotiek van zijn diepe mannenstem die me in het Spaans zijn liefde verklaart, dan ben ik niet te houden. Ik hunker naar zijn kunst, natuur en cultuur. Hou van zijn prachtige vrouwen en aantrekkelijke mannen. Hij is rioja en romantiek. En altijd in mijn hart.
Toch zal ik niet emigreren. Of vaak naar hem toegaan. Want mijn Spanje is ook trots, ijdel, lawaaierig, neerbuigend en hooghartig. Zijn bestaan draait om uiterlijkheden en flirten. Om aanzien. Hij wil niets weten van armoede, onverschilligheid en corruptie. Haalt zijn schouders op voor de stieren die wreed aan hun einde komen in arena’s. Voor de afgedankte windhonden, op straat geschopt en overgelaten aan hun lot. Hij eet weinig groente. Op zijn menu staan lamspootjes met het hoefje er nog aan en vissen die me verwijtend aanstaren. Als ik dan toch een beest eet, wil ik het onherkenbaar verminkt op mijn bord.
En hij is verzot op voetbal.
Toch zal hij mijn geliefde blijven. Zolang ik maar oog blijf houden voor zijn schoonheid en we elkaar slechts af en toe zien.
87. Inbreker of ander tuig
Misschien is hij een na-aper van Hannibal Lecter. Een man met zijscheiding en gestreepte stropdas die mij overdag naar huis is gevolgd en me tot zijn volgende prooi heeft uitverkoren. Hoe meer tegenwerking ik bied, hoe meer bloed hij ruikt en in hoe meer moten hij mijn ingewanden kan hakken, hoe fijner hij het vindt. Ieder ogenblik kan hij – in het pikkedonker – zijn gestreepte stropdas om mijn keel wikkelen en langzaam strakker aantrekken, als smaakmaker naar het echte werk met vishaken en accuzuur.
Onze hersenen staan tijdens onze slaap voor een deel op de waakvlam. Ook onze grijze cellen hebben rust nodig. Het nadeel is dat de rem die overdag beklemmende gedachten en wezenloze angsten onder controle houdt, er ‘s nachts af is. Overdag, afgeleid door de beslommeringen van ons bestaan en beschermd door de handrem van logisch nadenken, maken we de ergste ongegronde bangheid meteen een kopje kleiner. Lig je midden in de nacht wakker, dan kan diezelfde angst gruwelijk uit de bocht vliegen. En verandert bij mij het geluid van kattenpootjes op de overloop of de wind door het huis, in het schuifelen van een schurk.
Ik val weer in slaap. Tot een volgende nacht met akelige geluiden. Want wat als het dan wél een inbreker of ander tuig is?
85. Themakalender
Op een themakalender hebben veel dagen – soms een week of maand – een onderwerp om bij stil te staan. Om iets mee te doen. Of om aan voorbij te gaan.
Er zijn thema’s die vragen bij me oproepen. Neem 7 februari. ‘Warmetruiendag.’ Is het de bedoeling dat je die dag een winterwolletje draagt of dat je er een gaat breien? Of ‘Nationale plasdag’ op 7 september. Mag je dan overal piesen zonder kans te lopen op een bekeuring voor wildplassen? Nog een: op 29 juni is het modderdag. Modder om in te spelen? Ermee te gooien, letterlijk of figuurlijk? Mijn verjaardag – 6 april – is aangewezen als 'Werelddag van de Sport voor Ontwikkeling en Vrede.' Is jezelf vredig ontwikkelen een sport? Of moet je tijdens het sporten stilstaan bij het ontwikkelen van wereldvrede? Snap jij het? Juli en augustus tellen weinig thema’s. In die maanden hebben we genoeg aan vraagstukken als: Camping of hotel? En: Hawaii shirt of regenpak?
Er zijn dagen of weken voor ziektes en aandoeningen. Ook die vind ik onduidelijk. Doneer ik op die dag geld? Geef ik aandacht aan iemand met die kwaal? Probeer ik me voor te stellen hoe het voelt om er zelf aan te lijden, of mag het allemaal?
Hoog tijd voor een Dag van de Duidelijkheid. Om scherp te krijgen wat wazig is. Of is dat misschien ook te wazig?
84. Saai kan altijd nog
In mijn woonplaats Roosendaal is het net zo triest. Jaren geleden verft de uitbater van een Marokkaanse theezaak de voorgevel van zijn etablissement lavendel-paars. Het deel van de straat fleurt ervan op. Net als het humeur van menig voorbijganger. De verf is amper droog of de theeschenker wordt bevolen de muur minder bont te maken.
Iemand die met de kleur van zijn gevel boven het maaiveld van wit, grijs, antraciet of pasteltint uitsteekt, wordt onverbiddelijk een kopje kleiner gemaakt. Nog voordat je aquamarijn of vermiljoen kunt zeggen begint iemand lelijk! te jammeren, meestal een vaal type dat op vakantie wél kiekjes maakt van de in het oog springende kleurigheid in Barcelona of Curaçao. Zo’n schilderachtig straatbeeld in hun eigen stad? Echt niet. Stonden we in het buitenland niet bekend als belastingparadijs voor rijke multinationals of als een land vol mensen met een grote mond en een betweterig opgeheven vingertje, dan zou je bijna denken dat soberheid in onze volksaard zit.
Dankzij de Oost-Europese arbeidsmigranten die er wonen, zijn in de Industriestraat in Roosendaal de eens grauwe gevels sinds 2016 opgevrolijkt door een regenboog aan kleuren. De bouwsels staan op een bedrijventerrein, onaangetast door welstandseisen. ‘Excessen’ – opvallende kleuren – blijven daarom ongestraft. Geregeld maken fietsers en wandelaars foto’s van deze opbeurende gevels.
En daarom pleit ik voor afschaffing van dorre welstandsregels. Geef kleur, fantasie en kunstenaars een kans. Denk aan scènes op rijtjeshuizen die samen een stripverhaal vormen. Gevels met verschillende soorten vlinders, bloemen of vogels. Melkmeisjes in Jan Vermeerstraten, zonnebloemen in Van Goghlanen. De eerste regels uit Oeroeg op Hella Haasse pleinen. Genoeg graffiti-artiesten en andere schilders die ermee aan de slag willen. Worden we (bijna) allemaal blij van. Saai kan altijd nog.
83. Geen cent te veel
De volgende ochtend stroomt het kleine centrum opnieuw vol. Wij wandelen langs de Damse vaart vol waterlelies en waterfietsen en lopen over de stadswallen. Passeren oude toegangspoorten, weilanden met herkauwende koeien en rijen door de wind krom gegroeide populieren. We genieten van de rust. Meters lager krioelen de koopjesjagers.
De dag erna peddelen we op onze elektrische huurfiets met windkracht vijf via schilderachtig Retranchement naar spuuglelijk Cadzand-Bad voor een kop koffie. Thee in mijn geval. Op naar het prachtige verzande Zwin, een gedachte die duizenden andere fietsers ook hebben. Kreken vol watervogels. Weilanden met ooievaars, runderen en schapen. Kleine stukken bos. Vanuit het Belgische Zoute trappen we naar een atelier in Zuidzande. Langs akkers met vlas en bloeiende aardappelplanten, door piepkleine buurtschappen en over een fietspad door de sappig groene uiterwaarde van een uitwateringskanaal, bereiken we Sluis weer. Uitgewaaid en met een enigszins doorgezeten zitvlak.
Jaarlijks vallen 5 miljoen toeristen ten prooi aan de grootste trekpleister van Sluis: 42 winkels (op een inwoneraantal van 2400.) Ook M en ik gaan na een goede nachtrust voor de bijl. Het aanbod is groot en gevarieerd. Sommige producten zijn opvallend goedkoop. Naast een handvol Duitsers en Nederlanders, zien we veel, héél veel Belgen. Zeeuwen hebben de naam zuunig te zijn. In Sluis zijn het vooral onze zuiderburen die geen cent te veel willen betalen.
82. Natuurlijke charme
Hé, roept iemand achter me. Ik reageer niet – een bekende zou mijn naam roepen – en loop verder.
‘Hallo mevrouw,’ klinkt het nu. Ik draai me om. Het rood-blauw gestreepte shirt. De drager is eind twintig en heeft een Noord-Afrikaans uiterlijk. Wil misschien de weg weten, denk ik en houd in. Hij komt op me af. ‘Mag ik u iets vragen?’
Ik knik.
‘Wilt u iets met me gaan drinken?’
Ik zie de rosé nippende vrouwen van zijn eigen leeftijd. Waarom heeft hij hun niet gevraagd of hij erbij mag komen? Verlegen is hij niet.
‘Nee,’ antwoord ik.
‘Ik bedoel koffie of zo.’
‘Nog steeds nee.’
‘Geen probleem.’ Hij draait zich om en loopt weg.
Eerder die dag hoor ik op het nieuws dat jonge vrouwen aan de kust lastig worden gevallen door Marokkaanse etterbakken van pubers. Ze sissen, roepen en wanneer je niet reageert of hen afwijst, krijg je een hele toonladder aan woorden met k*t of hoer naar je hoofd. Ik ben 62 en de gast in het voetbalshirt is beleefd. Ik ben benieuwd waarom hij mij heeft benaderd. Voelt hij zich aangetrokken tot rijpere vrouwen? Krijgt hij steeds het deksel op zijn neus bij de jonkies? Of ben ik zijn allereerste poging en ziet hij mij als de spreekwoordelijke op-een-oude-fiets-moet-je-het-leren? Houdt hij mij voor een jonge blom omdat hij toe is aan een bril met sterkte -7? Wil hij misschien echt alleen koffiedrinken omdat ik hem aan zijn onlangs overleden moeder herinner?
Wat doe ik toch moeilijk. De knaap is gewoon gevallen voor mijn leeftijdonafhankelijke charme en natuurlijke elegantie…
81. HEMA
‘Geen vraag meer naar,’ zegt de winkelmedewerker die ik erover aanschiet.
‘Ik vraag er nu toch naar?’
Hij kijkt me meewarig aan. ‘We hebben huidkleurige slipjes.’
Ik vertel hem van mijn anderskleurige billen en dat rood onzichtbaar is onder wit.
Lekker boeiend, lees ik in zijn ogen.
Dan maar op zoek naar een paar witte sokken die ik op een frisse zomerdag onder een lichtkleurige broek draag. En die ook lang meegaan, omdat ik bij warm weer sokloze sandalen draag. Bakken vol sneaker socks die op de enkel vallen en na tien passen van mijn hielen glijden. Footies die je niet ziet en die bij mij na twee passen van mijn voeten floepen. Opnieuw klamp ik de medewerker aan. Losse paren witte sokken verkopen ze niet. Wel zeven paar sneaker socks voor € 7.
‘Ik wil één paar, desnoods twee, tot bóven de enkel.’
‘Hebben we niet.’
‘Zeker ook geen vraag meer naar?’
Geef mij maar de degelijke kwaliteit van de HEMA van vroeger. Of is het daar te laat voor nu ze bijna failliet zijn.
80. Complottheorieën
Hier is er nog een. In Putte wandel ik kort geleden langs bloeiende rododendrons in een bos op de grens van Nederland en België. Toegangswegen tussen de buurlanden zijn afgesloten. Bij Ravenshof, een kasteel op Belgisch grondgebied, is opvallend genoeg geen hek of lint te bekennen. In het Nederlandse deel van het bos kuieren Belgen langs me, vaak op een ongemakkelijk geringe afstand. Een man niest mijn richting in. En een vrouw met Vlaamse tongval begint – ook al verontrustend dichtbij – een ogenschijnlijk onschuldig praatje over het weer met me. Of ze hier mag komen, vraag ik. Geen controle, antwoordt ze. En kucht achteloos in mijn gezicht.
Ik weet het zeker: Nederland wil Noord-Brabant kwijt aan België. Altijd gedoe met die rare Brabanders. Na de mislukte eerste besmettingspoging met carnaval om de Brabantse bevolking flink uit te dunnen, gaan dit keer veel meer Belgische infiltranten Nederlandse grensbewoners infecteren. Daarna is het een kwestie van wachten op verspreiding tot iedereen in de provincie dood is of te murw om weerstand te bieden. En Brabanders op een dag geen Nederlanders meer zijn maar Belgen.
Vanaf juni verschijnt mijn blog om de week.
79. Niet lullen, zakken vullen
Willen we als samenleving genezende medicijnen, aldus de schrijvers van het artikel, dan moeten we af van het denken in aandeelhouderswaarde en hebben we meer publieke betrokkenheid, financiering en geld voor onderzoek en ontwikkeling nodig. En kunnen we de farmaceutische industrie beter op afstand houden. Ik zie het niet snel gebeuren, de meeste rijke stinkerds zijn ook aandeelhouders. En die willen geen cent dividend inleveren.
78. Leesvoer
Dan maar de Marie Kondo aanpak van mijn boekenkast: wegdoen van overtollige spullen – boeken in dit geval – ruimt zowel je huis op, als je innerlijke zelf. En dat schijnt de sleutel te zijn tot een vreugdevol leven. Er gloort een blije toekomst voor me nu ik die overbodige boeken afsta aan De Boekenwurm in Roosendaal, waar ze nu op een nieuw baasje of vrouwtje wachten. Zelf adopteer ik er af en toe ook een weesboek. Of ik pluk er een uit zo’n gastvrij kastje bij een boerderij. En op woensdagmiddag doneert een mede-leesclublid een stapel.
Sinds februari ben ik lid van de bibliotheek. Daar kan ik bijna twee maanden niet terecht. Met de stapel recent verworven boeken op een tafeltje naast me, vertelt Mark Rutte op woensdagavond dat de bieb aanstaande maandag weer open mag. Natuurlijk kan ik e-boeken lenen, maar dan is een e-reader handig en die heb ik niet. Ik ben van de papieren exemplaren. Ik wil ze aanraken, ruiken en een boekenlegger tussen de pagina's stoppen. Zit er een roodkleurige vlek op een bladzijde van een tweedehandsboek van onbekende oorsprong, dan fantaseer ik over een spaghetti-incident of een afrekening in het criminele circuit.
Heb jij een e-reader en ben je ook toe aan vers leesvoer? Wil je al tijden mijn roman Zonnemeisjes lezen maar heb je het nog niet aangeschaft? Deze maand is het een jaar geleden dat het boek uitkwam. Om dat te vieren geef ik twee e-boeken weg. Stuur me een e-mail en wie weet breng je binnenkort een paar uur – hopelijk aangenaam – door met mijn debuut. Zonder vlekken op de pagina’s.
Afl. 77 Kitsch en aandoenlijke huisvlijt
Kabouters zijn bijna uitgeroeid. Vandaag zien we lavendel, hortensia en siergras. Voor volwassenen die het contact met hun kinderziel hebben behouden – en ook voor kinderen natuurlijk – is dat een tikkie saai en fantasieloos. Het kan erger. In sommige wijken hebben tegelterrassen vol fietsen en huisraad de plaats ingenomen van beplanting. Of de voortuin is volgestort met zielloze kiezels waarop bloembakken vol verpieterde geraniums staan. Het treurigst vind ik die knalgroene plastic grasmatten. Dan heb je wat mij betreft alle voeling met moeder natuur verloren en zou je verplicht een week met een boswachter op survival moeten in de Ardennen.
Bij huizen zonder voortuin, vitrage of zonwering, begluur ik graag de kitsch en aandoenlijke huisvlijt achter de ramen. Niet omdat ik het mooi vind, maar omdat ik me dan weer even dat meisje voel bij die tuin vol kabouters. Op de vensterbank van jongeren zie je Boeddha’s of een enkele plant. Ouderen hebben een voorkeur voor zelf beschilderde gipsen clowns, al dan niet gelukte boetseerwerkjes van de kleinkinderen en beeldjes van bosdieren, meisjes en herders-met-schapen. De Laven die een paar jaar geleden zo in de mode waren, zijn tot mijn genoegen uit het raambeeld verdwenen. Er zit een grens aan mijn zwak voor kitsch.
De goedbedoelde huisvlijt en beeldjes staan meestal met de voorkant naar buiten gericht. Hebben de bewoners genoeg van al die snoezigheid? Of willen ze, net als die achterbuurman vroeger, hun pracht en praal juist graag delen met iedereen die langsloopt?
Afl. 76 Paarse krokodil
Er zijn ook dingen die ik niet begrijp. Terug bij Albert Heijn. Ik kom van rechts aangelopen. Geen mens in de wachtrij. Ik gluur de entree in. Ook niemand te bekennen. Anders zou ik vanzelfsprekend even omlopen. Nu wandel ik direct naar binnen.
‘Voortaan mag u op de officiële manier naar binnen,’ zegt een medewerkster met een geel vaatdoekje in de hand. Ze sprietst er vloeistof op en reinigt het handvat van een karretje.
‘Doe ik altijd. Maar er is hier verder niemand.’
‘Regels zijn regels.’ Het kind is hooguit achttien en kijkt me aan alsof zij een politieagent is en ik een door haar betrapte winkeldief.
Een dag later wil ik bij de HEMA geld pinnen. Op iets meer dan een armlengte van de ingang staat het pinapparaat. Ik stap de winkel binnen en duw mijn bankpas in het apparaat.
‘Mandje is verplicht, mevrouw.’
‘Ik kom alleen pinnen.’
‘Maakt niet uit mevrouw.’
‘Ik sta zowat buiten en ik ga niet verder naar binnen. Jullie assortiment begint pas dáár.’ Ik wijs naar een bak aanbiedingen.
‘U moet zich aan de regels houden, mevrouw.’
Ik pluk een mandje van de grond, klem het onder mijn arm en gris het geld uit de pinautomaat.
Nuttige regels? Hartstikke goed. Je kan ook overdrijven. Of ben ik nu de enige die aan de paarse krokodil in die reclame van Ohra moet denken?
Afl. 75 Zeikwijf
Mijn afwatering is bovengemiddeld vlot. Ik ben een jaar of vijf als mijn moeder een operatie ondergaat en mijn broers, zus en ik tijdelijk in een nonnenklooster terechtkomen. Het duurt tot mijn zevende voordat ik ’s nachts zindelijk ben en dus is mijn één jaar oudere zus iedere ochtend de pineut: zij moet mijn bed verschonen. Denk maar niet dat de nonnen dat doen, die hangen in mijn herinnering vooral in hun hoofd de toegewijde en hulpvaardige kindervriendin uit.
Mijn zus is ook getuige van mijn meest recente plasongelukje, tien dagen geleden. We wandelen over een zandpad in een mooi natuurgebied als ik weer eens nodig moet. Links van ons liggen weilanden, aan de rechterkant loopt een spoorlijn. Bosjes of dikke boomstammen om achter weg te kruipen ontbreken. Wandelaars zijn er nu ook niet, maar die kunnen ineens vanuit die onoverzichtelijke bocht in de verte – waar wel van alles groeit – tevoorschijn komen. Gelukkig ben ik een ervaren wildplasser. Ik sjor mijn spijkerbroek naar beneden, hurk en zet de sluis open. Bijna onmiddellijk voel ik nattigheid. Ik kijk naar beneden. Mijn onderbroek kleurt in rap tempo donkerder. Ai, niet ver genoeg naar beneden getrokken. Uit met dat ding voordat alles zeiknat is. Zo vroeg in het jaar is het buiten te fris om de boel al wandelend door zon en wind te laten drogen. Ik schiet overeind en trek schoenen en broeken uit. Terwijl ik daarna sta te hannesen om mijn licht vochtige blote billen in de spijkerbroek te wurmen – de natte onderbroek verdwijnt in een zakje – rijdt er een trein langs. Kunnen de inzittenden ook eens naar iets anders kijken dan naar een reiger. Mijn zwager stuurt me later een appje. Mannen zijn goed in staand plassen, vrouwen zijn goed in zitten zeiken.
Mannen zijn goed in allebei. Soms zelfs gelijktijdig.
Afl. 74 De stilte
Soms moet ik eruit, wil ik niet wegzakken in somberheid. Daarom maak ik nog steeds met vrienden of kennissen een wandeling door de natuur. Op dagen dat ik binnen zit, ga ik toch even een rondje fietsen of maak ik in mijn eentje een ommetje door het bijna verlaten centrum. Ik snak naar de dag dat de nu frisse lucht in de winkelstraten als vanouds weer wordt verpest door de geuren van parfum, deodorant, sigarettenrook, vette happen, ongeluchte kleding, zweet en andere al dan niet organische dampen.
Voor een hoop mensen is dit verplichte ophokken een verademing. Eindelijk tijd om te klussen of op te ruimen. Legpuzzels en andere gezelschapsspellen zijn niet aan te slepen en ik lees dat er over negen maanden een geboortegolf aankomt. Dat vind ik raar. Hebben die lui op virusvrije dagen geen tijd voor of zin in voortplanting? Zijn voorbehoedmiddelen uitverkocht?
Overal komen mooie initiatieven van de grond. Gratis auto’s voor zorgpersoneel zonder eigen vervoer. Let wel, zodra het virus is uitgedoofd mogen ze weer met windkracht 8 op de fiets naar het ziekenhuis om mensenlevens te redden. Studenten veranderen in kinderoppas, buren doen boodschappen voor ouderen. We zijn vriendelijker. De weinige mensen op straat maken – op gepaste afstand natuurlijk – een praatje. Ook als ze elkaar niet kennen. Hartverwarmend.
Ik stel voor om van deze tijdelijke, verbroederende initiatieven een vaste gewoonte te maken. Vaker langsgaan bij de kennis die is gescheiden. Geregeld een pannetje eten brengen naar de man die sinds het overleden van zijn vrouw nauwelijks de deur uitkomt. En leuke dingen doen met die alleenstaande vriendin met kat.
Afl. 73 Zonnebril
Mijn chronisch verwaarloosde tuin is een echte blikvanger. Iedere keer dat ik de boel met snoeischaar, hark of schoffel in de aanslag bekijk, zakt de moed me in de schoenen. Nu ik geen smoesje meer kan bedenken om onderhoud nog langer uit te stellen, ga ik met mijn alles behalve groene vingers met frisse tegenzin aan de slag. Een uurtje later heb ik de indruk dat ik behalve kleefkruid en klaver ook het grootste deel van de vorig jaar gekochte tuinplanten uit de tuin heb gesnokt. Toch maar even naar het tuincentrum. Als het er niet te druk is. En zodra ik zin heb.
Dan maar schoonmaken. Voor het eerst in twee jaar stofzuig en sop ik de binnenkant van mijn auto. In het boekenkastje op de overloop zet ik alle titels op kleur. Misschien is op grootte mooier. Of – dat zoekt wel zo makkelijk – op alfabetische volgorde van schrijvers. Mijn meest geslaagde klusje is de keuken. Daar glanzen de vloer, kastjes, kookplaat en oven je tegemoet. Als de zon erop schijnt, heb je een zonnebril nodig.
Als ik eerlijk ben, haal ik geen enkele voldoening uit al dat schrobben en boenen. De kookplaat zit binnen de kortst mogelijke tijd gewoon weer onder de vlekken. Is het niet van gemorst eten, dan wel door kattenpoten, omdat Karel na iedere kookbeurt als een kruimeldief op zoek gaat naar dat al dan niet gemorste eten. De eerste dagen schiet ik er meteen met sponsje en schoonmaakmiddel op af. Totdat ik besef dat het onbegonnen werk is. Trouwens, hoe verblindend mooi een tot hoogglans gepoetste kookplaat ook is: mijn zonnebril gebruik ik liever buiten. Eens per week schoonmaken vind ik meer dan genoeg. Nee, smetvrees zal ik in deze crisis niet ontwikkelen.
Afl. 72 Koken met Wilde planten
De vriendin heeft zich intussen uitgesloofd op een wat de gastvrouw dwars-door-de-tuinsoep noemt. Het drab oogt als afwaswater waar de vuile vaat van een week doorheen is gehaald en heeft de smaak van te lang stilstaand zeewater met opgebaggerde plantenresten. Ik mompel dat ik het niet lekker vind en schuif het bord van me af, waarop de gastvrouw me een venijnige blik toewerpt. Het hoofdgerecht bestaat uit iets ayurvedisch met een ingewikkelde naam, zuurkoolsalade en lente risotto. Ik zeg dat ik met een beetje wil beginnen, mocht ik het niet lusten. De gastvrouw bijt me toe dat ik met mijn woorden anderen negatief kan beïnvloeden. Ik voel me een schoolmeisje dat van de juf op haar lazer krijgt. Voorzichtig proef ik de hoeveelheid van een theelepel. Lekker. Daarna schep ik mijn bord vol. De gastvrouw knikt goedkeurend.
Voor iedereen een tip: Gooi onkruid dat je tussen de tegels schraapt niet meteen in de groenbak. Trek er eens een niet per se heerlijke, maar wel heilzame thee van.
Afl. 71 Boekenweekessay
Die boekhandelaar is volgens mij niet de enige die meent dat vooral lezers van boeken van vrouwelijke auteurs niet-lezers zijn. Chicklit is literatuur speciaal voor ‘kippetjes.’ Werk voor ‘haantjes’ heeft geen predicaat. Dat wordt trouwens ook door kippetjes gelezen, terwijl haantjes zelden een roman inzien van kippetjes. Heeft iets met het mannelijk vermogen tot inleven te maken, denk ik.
Er zijn ook vrouwen die neerkijken op werk van hun seksegenoten. Corina Koolen is gepromoveerd met een proefschrift over de waardering van vrouwelijke schrijvers. Deelnemers – m/v – aan een nationaal lezersonderzoek, kunnen niet verklaren waarom ze ‘vrouwelijk’ bestempelen als laag-literair (ik denk dus als werk van niet-schrijvers) en ‘mannelijk’ als hoog-literair. Romans van mannelijke auteurs krijgen de beste beoordelingen en ook de top-10 van meest gewaardeerde romans is door mannen geschreven. Koolen onderzoekt of vrouwen echt zo anders schrijven dan mannen. Besteden ze meer woorden aan het beschrijven van het uiterlijk? Nee. Dat is voorbehouden aan mannelijke auteurs. Schrijven vrouwen dan emotioneler over gezin of uiterlijkheden? Ook niet waar. Koolens advies: Lees romans van vrouwen en doe alsof ze zijn geschreven door een man.
Ik stel voor dat je dan ook dit beantwoordt: Wat vind je vanTurks Fruit van Janine Wolkers, geschreven vanuit het perspectief van Olga? En trekken romans van Renato Dorrestein met mannelijke hoofdpersonages wél veel mannelijke lezers? Het is toch te gek voor woorden dat schrijfsters soms een mannelijk pseudoniem aannemen om serieus te worden genomen? Zo veranderen de zusjes Brontë in de gebroeders Bell en schrijft J.K. Rowling af en toe als Robert Galbraith.
In zijn essay somt Eus zeven mannelijke schrijvers op van wie hun romans hem hielpen bij het ontwikkelen van zijn eigen stijl. Geen enkele vrouw. Beschouwt Eus, net als die deelnemers aan het lezersonderzoek, vrouwen ook als niet-schrijvers?
Afl. 70 Ik wil het er niet over hebben
Eigenlijk wil ik het er helemaal niet over hebben, maar na twintig miljoen berichten en de eerste – hoogbejaarde – dode in Nederland, kan ik er niet meer omheen. Heel even is mijn anders sluimerende angst voor akelige ziekten klaarwakker. Het pijntje tussen mijn schouders dat ik overdag wijt aan een uurtje onderuitgezakt zitten, verandert ’s nachts in een fatale longontsteking. Die de volgende ochtend gelukkig op wonderbaarlijke wijze is genezen. En die paar keer hoesten. Het zal toch niet..? Dat de helft van de Brabanders na carnaval een poosje grieperig of verkouden is, vergeet ik even. En wat betekent dat niezen? Waarschijnlijk dat ik mijn huis weer eens moet stofzuigen. In de krant staat dat driekwart van de mensen eraan moet geloven, waarbij vooral veertigplussers de dupe zullen zijn. Economieën gaan wereldwijd in elkaar donderen. Een nog dreigender bericht: deze op handen zijnde pandemie zou weleens meer levens kunnen eisen dan de twintig tot honderd miljoen doden die er in 1918/1919 tijdens de Spaanse griep vielen.
Zal ik de logeerkamer volstouwen met wc-papier, rijst, pasta, bonen en andere houdbare producten? Leg ik een mat met ontsmettingsmiddel onder het kattenluikje? Want wat als Karel het virus ook kan oppikken en het op mij kan overdragen? Moet ik hem en mij een mondkapje voordoen? En vogels? Hoe zit het daarmee? Is het verstandig om voorlopig twee meter afstand van alles en iedereen te houden en ieder kwartier mijn handen te schrobben met Dettol?
Hou op zeg. Natuurlijk let ik op en doe wat verstandig is, maar ik laat me niet gek maken.
Afl. 69 Lentekriebels
Afl. 68 Dozendaal
Er is een maar. Ben je op zoek naar architectonische of geschiedkundige pareltjes, dan heb je voorkennis nodig of een gids met een loep. Roosendaal staat in de top 5 van Treurtips, een gids van Mark van Wonderen over Nederlandse plaatsen van een ‘aandoenlijke treurnis en lelijkheid.’ Hecht je als toerist of mogelijk toekomstige inwoner geen waarde aan fraaie monumenten en word je net als Van Wonderen blij van steden van een weerzinwekkende schoonheid, dan zit je in Roosendaal gebakken.
Het gemeentebestuur is al een tijdje bezig de aandoenlijke treurnis van de stad uit te breiden naar het buitengebied. Wat dankzij een even simpel als briljant plan al aardig vorm krijgt. De opmars van enorme betonnen distributiedozen is niet te stoppen. Deze grauwe reuzen beginnen de eens zo landelijke vergezichten en rustige buitenweggetjes ten noordoosten van de stad te verdringen. Een gevaarte van 112.000 vierkante meter en 15 meter hoog gaat de kroon spannen. Natuurlijk gunt de gemeente omwonenden dat ze van zo dichtbij mogelijk van dit juweeltje kunnen genieten. Het gebouw verrijst met een afstand van 40 meter daarom zowat in de voortuin van de huizen die er tegenover staan. Deze bofkonten van bewoners worden natuurlijk net zo vrolijk van deze treurige lelijkheid als de bestuurders van de stad. En ze glimmen vast ook zo van trots bij het horen van de nieuwe bijnaam van Roosendaal: Dozendaal.
Dit jaar is het carnavalsmotto van Roosendaal: Draai ’t mar om. Dat slaat gelukkig niet op de bouwplannen van de gemeente. Die verdienen alle lof. Want dankzij hun inzet en visie bereikt de stad binnenkort misschien wel mooi de eerste plaats van Treurtips.
Afl. 67 Drie vliegen in één klap
Ons denkvermogen heeft prikkels nodig om actief en alert te blijven. Nieuwe mensen ontmoeten, op reis gaan en uitdagende puzzels oplossen helpen daarbij. Daarnaast moeten we natuurlijk voldoende blijven bewegen. Een Amerikaans psycholoog beweert dat een combinatie van sport en muziek goed is voor lichaam, geest én hersens en dat het beluisteren van muziek tijdens sporten positief zou bijdragen aan het menselijk welzijn. Dit komt omdat we daarbij onze voorste hersenkwab gebruiken, het deel van ons brein dat gekoppeld is aan ingewikkelde mentale functies als abstract denken en vooruit plannen. Om te zien of het betoog van die psycholoog wel klopt, voeren onderzoekers een test uit. Deelnemers aan dat onderzoek krijgen een letter van het alfabet. Het is de bedoeling dat ze zoveel mogelijk woorden die beginnen met die specifieke letter, verzinnen en onthouden. Na het trainen zonder muziek merken de onderzoekers geen verschil. Luisteren de deelnemers tijdens het sporten naar een prettig deuntje, dan bedenken en onthouden ze twee keer zoveel woorden.
Je voelt je dus prettiger én je wordt behalve fitter ook nog eens slimmer wanneer je tijdens het beklimmen van de Cauberg mee blèrt met Frans Bauer op je koptelefoon, of als je naar een kerkorgelrecital of hardrockconcert luistert terwijl je op je hometrainer een denkbeeldige etappe van de Tour de France aflegt. Drie vliegen in één klap. Wat willen we nog meer.
Afl. 66 Mondgewoontes
Die aanwensels zijn manieren om spanning los te laten, zegt mijn fysiotherapeute terwijl ze zich bezighoudt met mijn rug. Mijn aanwensels noemt ze vriendelijk mondgewoontes. Ik krijg een papier met adviezen. Wangen opbollen en de lucht tussen je lippen naar buiten persen. Je van je gewoonte gewaar worden en tijdelijk een andere kiezen. Je kan bijvoorbeeld met een paperclip spelen of aan je ring draaien. De paperclip valt steeds op de grond en ringen draag ik alleen als ik ergens naartoe ga.
Ik heb de meeste soesa met die zenuwtrekjes, eh, mondgewoontes, wanneer ik eet. En daarom trommel ik voortaan boven mijn bord Brinta met beide voeten de drumsolo uit Radar Love, speel ik tijdens een boterham met kaas het vijfde pianoconcert van Beethoven met mijn vrije hand op het tafelblad en blaas ik tussen de happen spinazie en aardappel door de tubapartij van een door mij zelf gecomponeerd stukje marsmuziek.
Als ik niet oppas, zit ik straks met een verzameling nieuwe mond-, hand- en voetgewoontes. Of ben ik in te huren als eenpersoonsorkest. Voor al uw feesten en partijen.
Afl. 63 Daten
Ik denk aan mijn eigen ervaringen. De laatste twee afspraken dateren van 2013. En die mannen zal ik niet snel vergeten.
Met de eerste spreek ik af op een Roosendaals terras. Militaire uitstraling, niet het type waar ik direct op val. Vooruit, denk ik, weg met die vooroordelen! Ik kan aardig kletsen, maar vergeleken hem ben ik een stille muis. Al snel weet ik alles over zijn ex, zijn werk (hij is dus echt een beroepsmilitair), zijn eetgewoonten en hoe goed en slim en gevoelig hij wel niet is. Geeuw.
Wil je ook iets over mij weten? vraag ik na zijn monoloog van een halfuur even scherp als ik het bedoel. Of blijf je liever over jezelf lullen? Waarop hij me uitmaakt voor ongevoelig kreng. Terwijl hij binnen naar de wc gaat, knijp ik er tussenuit.
In het profiel van de tweede staat dat hij een joviale levensgenieter is. Hij nodigt me joviaal uit voor een lunch op zijn kosten in het Kurhaus. Wanneer ik hem op het station in Den Haag begroet, wil hij liever naar een Chinees. Daar stouwt hij een driegangenmenu naar binnen en besproeit alles rijkelijk met bier. Het is elf uur, ik houd het bij thee. Of we de rekening kunnen delen, durft hij te vragen. Mijn gezichtsuitdrukking zegt genoeg, waarna hij ‒ gul als hij beweert te zijn ‒ ook mijn thee dan maar betaalt.
We wandelen de stad in. Ik krijg trek in een tosti en zeg ‒ gul als ik dan maar zal zijn ‒ dat ik hem op thee trakteer. Waarbij hij meteen het duurste gebak van de kaart bestelt. Tussen twee happen door vertelt hij ook nog even dat hij werkloos is en wat extra’s bijverdient door zijn voormalig werkgever te chanteren. Waarop ik zeg dat ik naar huis ga.
Niet even lekker seksen? vraagt hij bij het afscheid.
Wil je je als single af en toe mateloos verbazen? Ga daten.
Afl. 62 Kattenkots
Van mijn eerdere katten is Fred Kampioen Kotsen. Bij voorkeur midden op het vloerkleed, zodat het niet tegen zijn poten spettert. Eén keer staat hij op de overloop te kokhalzen. En glop, daar spuit een brei van brokjes in verschillende stadia van vertering al over de trap, om trede voor trede naar beneden te druipen.
Karel is vriendelijk, grappig en niet al te slim. Hij is de eerste kat die vaak luistert wanneer ik hem roep. Binnenshuis werkt zijn peristaltiek nooit tegendraads. Ik heb zelfs nog geen haarbal zien liggen. Ben je een kattenliefhebber, dan zul je denken: ideaal huisdier. Dat is hij ook. Ik bof maar met deze schat van een asielkat. Op één ding na. Karel is geobsedeerd door eten. Zodra hij me ziet na een afwezigheid van langer dan vijf minuten, begint hij te jengelen. Hij schrokt alles op. Kattenvoer, spinazie, banaan en sojayoghurt.
De dierenartsassistente adviseert me om hem tijdje te overvoeren, dan leert hij het waarschijnlijk wel af. En dus laad ik zijn bakje tot aan de rand toe vol brokjes, die hij boerend en zonder kauwen naar binnen gaffelt. En even later uitspuugt. In de jaren dat ik meer katten heb, eten ze elkaars uitgebraakte prakkie nog wel eens op. Ha, warm eten! Hoef ik de rommel zelf niet op te ruimen. Karel laat zijn kots links liggen. En rechts, voor en achter. Jengelen doet hij niet meer. Wel dijt zijn buik uit. En dus geef ik hem langzaam steeds minder eten, precies zoals de dierenartsassistente me aanraadde.
Het kotsen neemt af. En het jengelen helaas weer toe.