Weer als nieuw

26 juli 2024 - Schuurpalen
De poes likt huzarensalade uit een zwerfbakje. Gisteren at ze afval in een andere straat. Verdwaald, denk ik. Ze laat zich snorrend oppakken, één en al botjes. Ik neem haar mee naar huis. Niet om te houden, ik heb genoeg aan Karel.
'Toeter als je er bent,' zegt de vrouw van het asiel, 'we zijn nog gesloten.'
Achter het hek heeft een nachtwaker in de gedaante van een staffordshire-terriër het heen en weer. Kom maar op als je durft. Ik kijk wel uit, dit ras kan dolle stieren aan. De vrouw opent de poort, met knikkende knieën volg ik haar en de Stafford naar binnen.
Ze wijst naar een Anatolische herder. ‘De tweede waakhond. Zeventig kilo. Ze doen niets zolang ik erbij ben.’ Om meteen met poezenmand en vondelingetje naar achteren te verdwijnen.
De vrouw is amper weg, of de Stafford leunt met haar gespierde kont tegen mijn kuiten en de Anatool duwt zijn volle gewicht tegen mijn buik. In Turkije nemen deze honden het op tegen wolven en verdwaalde Verschrikkelijke Sneeuwmannen. Gesandwicht tussen twee knoeperds van honden met knoeperds van tanden kan ik niet vallen, toch grijp ik me vast aan de toonbank. Ik durf niet te ademen.
De Stafford houdt het gelukkig voor gezien en opent buiten de jacht op een blaadje, maar de Anatool verwart mijn bovenbenen met schuurpalen en wrijft er kreunend van genoegen zijn kop tegenaan. Ik kan me nauwelijks staande houden.
‘Het is een goedzak,’ zegt de vrouw zodra ze terug is. De herder gaat liggen. Hij laat voldoende haar op mijn bovenbenen achter om een pannenlap van te haken.
Vrouw en Stafford begeleiden me met mijn lege poezenmandje naar de poort. Pas in de auto durf ik uit te ademen.
En daarom zijn chihuahua’s ongeloofwaardige waakhonden.

29 mei 2024 - Weer als nieuw
Op de achterbumper van mijn Peugeot 107 is een duif van plan om op de takjes die er ooit terechtgekomen zijn, een nest in elkaar te flansen.
Het is broedseizoen. De lak van mijn auto is niet alleen ten prooi gevallen aan opgehoopt vuil en Saharazand, maar ook aan massabombardementen: het blauw gaat schuil onder spetters en klodders vogelpoep. En door de nattigheid van de afgelopen maanden groeit er een verscheidenheid aan mossen in kieren en raamrubbers. Binnen heeft een spin een web gebouwd. Insecten die argeloos door het open raam naar binnen vliegen, staat een verrassing te wachten.
Je hebt mensen die wekelijks hun auto schoonmaken. Mijn Peugeot moet het doen met twee keer per jaar een gang naar de wasstraat, een natte lap over het interieur en een stofzuigbeurt.
Vandaag is het zover. Ik haal een spons over de auto om het ergste vuil eraf te schrobben en kar naar de wasstraat voor een grondige reiniging en een laag wax.
Terug thuis kijk ik met genoegen naar het blinkende, glanzende, glimmende blauwe autootje dat onder de prut tevoorschijn gekomen is. Dertien jaar en weer als nieuw. Poetsgrage autoliefhebbers moeten het zonder deze verrassing stellen. Zij zien iedere keer dezelfde auto. Voorspelbaar en saai.


 

Opa

07-11-2021
‘Mijn zoon Henk,’ zegt de eindzeventiger in de rolstoel. ‘Een Johan Cruyff in de dop.’ Een knul van een jaar of tien gooit een bal op met zijn voet, vangt hem op in zijn nek en laat hem over zijn achterhoofd rollen. We staan bij een groentekraam op de markt. Een iets oudere jongen houdt een tros bananen omhoog. ‘Opa, heb je nog iets anders nodig?’
‘Nee,’ antwoordt grootvader zonder zijn blik van het jongleertalentje te halen. De andere jongen rekent de bananen af. ‘Ik breng hem elke zaterdag naar voetbaltraining en na het eten trappen we samen een balletje,’ zegt opa. Ik wil vragen of dat meevalt in een rolstoel, maar de groenteman vraagt me wat het mag zijn. Sinaasappels. Het ballenwonder laat de bal nu op zijn hoofd stuiteren. ‘Heeft-ie van mij,’ beweert opa. ‘Een paar jaar geleden heb ik het tot het eerste geschopt.’ Heeft hij het over een groep rolstoelers die balkunstjes vertoont? Een geriatrisch voetbalelftal? De andere jongen peutert een papieren zakdoekje uit grootvaders jaszak. ‘Neus snuiten, opa.’ Hij veegt opa’s neus af en stopt het zakdoekje terug.
‘Voetbal jij ook?’ vraag ik.
De jongen opent zijn mond. ‘Adrie neemt later de slagerij over,’ is opa hem voor. ‘Zijn moeder en ik willen op ons zestigste stoppen en wereldreizen gaan maken.’
‘Dat was het?’ vraagt de groenteman. ‘Alleen nog een half pond spruitjes,’ zeg ik.
De jongste knul komt erbij staan. ‘Mijn zoon Henk,’ zegt opa. ‘Een Johan Cruyff in de dop.’
‘Ik ben Paul, opa,’ zegt de mini Johan Cruyff smalend. ‘Dat is Martijn. Henk is onze vader. Oma en oom Adrie zijn al heel lang dood en de slagerij bestaat ook niet meer.’
Opa kijkt me wanhopig aan, alsof hij hoopt dat ik hem uitleg hoe de vork in zijn familiesteel zit.  
Martijn werpt Paul een boze blik toe. ‘Kom, opa,’ zegt hij. ‘We gaan boterhammen met leverpastei eten. Bent u dol op.’
‘Drie euro zestig,’ zegt de groenteman tegen mij.
 

Straatliefde

23-10-2021
In de smalle straat staat een file van zo’n tien auto’s. Voorop een vrachtwagen, op de wielen gevolgd door een vuilniswagen. Ik fiets over de stoep langs de rij en stap af bij de vuilniswagen. Twee jongelui zwieren zakken plastic in de opengesperde muil van het bakbeest. Met alle zakken weggewerkt, kijken ze net als ik toe hoe de man van de vrachtwagen een wasmachine op een steekkarretje een huis binnenduwt. De vuilnisophalers zijn een knul met vettig blond haar en een tenger meisje. Bij iedere beweging die ze maakt, kwispelt haar vlammend rode paardenstaart opgewekt mee. Het tweetal staat zo dicht tegen elkaar aan dat ze door kunnen gaan voor een Siamese tweeling. Ongebruikelijk bij werknemers van welke bedrijfstak dan ook, met uitzondering van acteurs die in een liefdesscène zijn verwikkeld. Waar ik nu getuige van ben, is geen straattoneel. Dit is onvervalste verliefdheid.
Discreet wend ik mijn blik af en onderzoek de mogelijkheid of mijn fiets en ik aan de overkant langs de opstopping kunnen. Maar daar ligt de stoep open. Een man rolt groene kabel van een haspel.
Terug naar het verliefde stel. Het meisje klopt de jongen op het vettige piekhaar alsof hij een puppy is. Braaf. Zijn reactie is een liefkozend porretje tegen haar schouder. Hij lacht. Zij lacht. Hun gezichten hebben een nog diepere kleur rood dan de kwispelende paardenstaart. De jongen trekt zijn handschoenen uit en laat ze achteloos op de grond vallen. Uit zijn broekzak vist hij een strip kauwgom, drukt de laatste twee stukjes eruit en stopt ze in zijn mond. De strip slingert hij in de muil.
Het meisje kijkt hem gespeeld smekend aan. Hij bijt de kauwgom in tweeën en stopt de helft in haar mond. Ah, die glunderende blikken boven hun kauwgombellen blazende monden. Zó schattig.
Dan komt de vuilniswagen in beweging. De jongen trekt zijn handschoenen aan, de twee geliefden lopen verder. En ik stap weer op mijn fiets.

Herrie op Ameland

25-07-2021
Scholeksters. Een vreemde naam voor vogels die geen vijftig meter diep de zee induiken om op schol te jagen, maar in weilanden en op stranden hun drilboren van snavels de grond in rammen op zoek naar schelpdieren en wormen. Alleen hun zwart-witte veren en het volledig ontbreken van zangtalent delen ze met de gewone ekster. Noem een ooievaar dan ook meteen ekster. Een dasekster of zo. Naar een dier dat niet op zíjn menu staat.
Met een vriendin ben ik op Ameland. Leuke dorpjes. Fijne fiets- en wandelpaden. We hebben meestal goed weer. En een indrukwekkende geluidsoverlast. Niet van dronken jongeren of knallende muziek. Onze hotelkamer kijkt uit over een weiland waarin schapen er op los kauwen en wezenloos in het niets staren. Wat moet je anders als wollige grazer? Schapen zijn vreedzame dieren. Een groepje scholeksters heeft hun grasland gekoloniseerd en laat duidelijk horen wie het er voor het zeggen heeft. Het geluid is een mengelmoes van krijsende katten, het maandelijks luchtalarm en een brandmelder die afgaat. De eerste minuten in deze herrie laat me glimlachen. Maar deze vrolijke vriendjes zetten vanaf halfvijf ’s morgens al een trommelvlies tergende strot op. Een ouderwetse bellenwekker van de HEMA is er niets bij. Of we nu ’s middags bij het hotel terugkomen of ’s avonds: de hele tijd laten ze luidruchtig van zich horen. Alleen ’s nachts houden ze hun snavel. Ik laat mijn ochtendslaap er niet meer door verpesten en schroef de tweede nacht oordopjes in.
De vogels op de foto zijn een ouderpaar met opgeschoten jong. Ook zij tetteren heel wat af. Misschien krijgt het kuiken les van de ouders of moet het kabaal belagers op een afstand houden. Eerlijk gezegd denk ik dat deze vogels gewoon genieten wanneer ze zo tekeergaan.
Ik twijfel of ik een beeldje van een scholekster als souvenir van Ameland mee naar huis neem. Onbedoeld (en zeker ongewild) wordt het een verkoudheid. 

 

Vliegen en slakken

06-06-2021
Ik kijk graag naar vogels, bijen en vlinders. Naar reeën en eekhoorns. En ik smelt als ik jonge dieren zie. Vlees eet ik zelden en mijn kat Karel heeft bepaald geen hondenleven bij mij. Je kan de conclusie trekken dat ik een dierenvriend ben die geen vlieg kwaad doet. Maar dat laatste doe ik dus wel. Al maak ik onderscheid in welke soort vliegen ik iets aandoe. Buiten laat ik ze ongemoeid. Zwermen fruitvliegjes in de keuken gaan er onverbiddelijk aan. Ook dikke bromvliegen moeten op hun hoede zijn wanneer ze mijn kamer invliegen, ik word chagrijnig van hun irritante gezoem of wanneer ze keer op keer tegen de ruit van de voorkamer knallen alsof ze denken dat ze er deze keer wel doorheen kunnen breken. Zouden ze nooit hoofdpijn krijgen of een hersenschudding oplopen? Of hebben vliegen geen hersens en verklaart dat waarom ze na de 24e botsing nog steeds niet in de gaten hebben dat isolatieglas sterker is dan een vlieg van 1 gram? Meestal dirigeer ik ze naar buiten wanneer ze het wagenwijd geopende raam niet kunnen vinden. Duurt het te lang voordat ze weg zijn, dan zwiep ik ze genadeloos met een theedoek uit de lucht om ze daarna hartstikke dood te pletten. Of ze vallen ten prooi aan het beproefde insectenjachtinstinct van Karel.
Een ander beest dat maar beter uit mijn buurt – tuin – kan blijven, is de slak. Met of zonder huisje. Dieren maken elkaar dood om op te eten, om tijdens de paartijd rivalen om zeep te helpen of om hun territorium te verdedigen. Ik bekommer mij om het welzijn van mijn planten. En daarom oogst ik de slijmerige slakken, kwak ze op een hoop op het tuinpad en stamp ze tot snot. Vogels eten de slakkensalade. De vermorzelde huisjes veeg ik de tuin in, waar ze dienst doen als bodemverbeteraar. Geen gif. Geen afval. Kijk mij eens aan circulaire, duurzame gewasbescherming doen.  
 

Helemaal zen

18-04-2021
Vier uur ‘s nachts. Vanuit de woonkamer klinkt gekrijs. Heeft een vreemde kat het kattenluik open gewrikt en het met Karel op een knokken gezet? Beneden tref ik alleen mijn eigen huisdier aan. Waarschijnlijk zit het andere beest in de tuin. Een paar dagen later, acht uur in de ochtend. Boven kleed ik me aan, beneden gaat Karel opnieuw tekeer. Ik ren de trap af. Mijn kater staakt zijn wild geraas, de rechtopstaande haren van zijn dikke staart gaan liggen. Buiten beweegt iets. Hoe komt die bordercollie in mijn door muur en schuttingen omgeven tuin? Met mijn bril op verandert de zwart-witte hond in een Maine Coon. Een Amerikaans kattenras, dus twee keer zo groot en misschien wel twee keer zo zwaar als andere rassen. De reus kijkt me vriendelijk aan en verdwijnt over de schutting.
Dagelijks vind ik plukken kattenhaar in de kamer. Karels eens zo witte buikvacht maakt plaats voor bloot roze vel. Ik gebruik een kalmerende spray. Haalt niets uit. Een week later is het tijd voor zijn jaarlijkse inentingen en APK. De dierenarts betast hem, geeft een prik en kijkt in zijn bek. Karel ondergaat het lijdzaam.
‘Een zachtaardige lieverd,’ zegt de dierenarts. ‘Die hebben vaak last van stress.’
‘Dat herken ik van mezelf,’ zeg ik.
De dierenarts adviseert brokken met de naam Calm. Bijzonder smakelijk en ze werken na een paar weken, beweert ze. Karel stort zich op zijn nieuwe voer. Op internet lees ik jubelverhalen over afgenomen stress. Na een week gedraagt ook Karel zich alsof hij een zen meditatiecursus heeft gevolgd. Dankzij alfa-casozepine en tryptofaan, lees ik op de verpakking. De eerste donshaartjes verschijnen op zijn buik. De Maine Coon blijft uit beeld. Of Karel stoort zich niet meer aan hem.
Wat mij betreft is het tijd voor een smakelijk poeder met natuurlijke kalmerende middelen dat mensen tijdens perioden van stress door hun ochtendpap of avondyoghurt kunnen roeren.   

 

Koken met planten

14-03-2021
Een vriendin trakteert op een workshop Koken met Wilde Planten. Origineel. We zitten met zes vrouwen in een voormalige stal die is omgetoverd tot kookruimte. De gastvrouw schenkt thee van planten die ze eerder die ochtend in haar overwoekerde weilandtuin heeft gewied. Het brouwsel ruikt en smaakt naar water dat maanden in een bemoste regenton heeft gestaan. Ze verdeelt de taken. In de wei van kniehoog onkruid mag ik de ingrediënten oogsten voor een kruidenpesto. Smalle weegbree, heilzaam bij aambeien. Ontgiftend kleefkruid, bloedreinigend fluitenkruid, laxerende dovenetel en jonge blaadjes van de paardenbloem, fijn voor de lever. In de middeleeuwen zouden we worden aangezien voor heksen, denk ik.
In de keuken hak en vermaal ik alles tot een brei. Citroen, olie, olijven en cashewnoten verdoezelen de ergste bitterheid. Maar eerlijk: op de door iemand anders gemaakte zadencrackers is de pesto goed te eten. De vriendin heeft zich intussen uitgesloofd op een wat de gastvrouw dwars-door-de-tuinsoep noemt. Het drab oogt als afwaswater waar de vuile vaat van een week doorheen is gehaald en heeft de smaak van te lang stilstaand zeewater met opgebaggerde plantenresten. Het hoofdgerecht bestaat uit iets ayurvedisch met een ingewikkelde naam, zuurkoolsalade en lente risotto. Voorzichtig proef ik het. Lekker. Daarna schep ik mijn bord vol. De gastvrouw knikt goedkeurend.
Voor iedereen een tip: Gooi onkruid dat je tussen de tegels schraapt niet meteen in de groenbak. Trek er eens een niet per se heerlijke, maar wel heilzame thee van.
 

Duifje

07-03-2021
Onder de Portugese laurierboom in mijn tuin ligt een uitgewaaierd kleed van duivenveren. Van de rest van het slachtoffer is niets te bekennen. Zelfs geen druppel bloed. Hier is een geoefend plukker aan de gang geweest. Een sperwer, denk ik. ‘Of een slechtvalk,’ zegt een kennis, ‘die komen steeds vaker voor in stedelijke gebieden.’
Een duif – met uitzondering van een postduif – legt het wat snelheid betreft af tegen een roofvogel. Het is een spektakel om zo’n kleine sperwer met 75 km per uur een prooi uit de lucht te zien grissen. Ronduit sensationeel is het om een slechtvalk aan het werk te zien die zich met een snelheid van bijna 390 km per uur op zijn beoogde maaltijd stort. Al denk ik dat we dat in een stedelijke omgeving met al die obstakels van gebouwen, niet zo snel zullen aanschouwen. Ik veeg de duivenveren op en gooi ze weg om andere vogels niet de stuipen op het gevleugelde lijf te jagen.
Even later landen drie Turkse tortels op de schutting. Eerder zijn het er vier, twee koppeltjes die zich sinds een paar winters tegoed doen aan het vogelvoer dat ik her en der in mijn tuin strooi. De nabestaande scharrelt in zijn eentje. Tortels zijn monogaam. Ik vraag me af of het dier verdriet heeft. Of het getuige is geweest van de brute aanval op zijn duifje. Misschien had het stel de sperwer niet in de gaten, te druk met voer oppikken. Zaten ze net lekker dicht tegen elkaar aan te dutten in het zonnetje. Of waren ze verwikkeld in tortelen, de lente komt eraan.  
De volgende ochtend wekt het koeren van een duif me. Een mannelijke Turkse tortel. Al snel klinkt vanaf het dak van de buren de iets hogere roep van een vrouwtje. Na een paar minuten heen en weer koeren vliegen ze weg. De tijd van rouwen is voorbij.  
 

IJspret

14-02-2021
Terwijl afgelopen maandag schaatsliefhebbers nog hopen op een ‘it giet oan’, glij ik bij de winkelpassage uit over een natte anti-uitglijmat. Mijn voet staat naar voren, mijn knie zwiept naar rechts. Au. Klaar met de ijspret. Ik kom omhoog en loop naar huis. Valt mee, denk ik. En dan beginnen kuit en knie op te spelen. Ik strompel naar de fysiotherapeut om de hoek. Verrekte kuitspier en knieband, en meniscus heeft een flinke optater gehad. Paracetamol en kalmpjes aan doen.
Op dinsdag schuifel ik door de woonkamer en verveel me. Ik doorbreek mijn gewoonte om overdag niet voor de buis te hangen en val in een reclameblok. Meestal negeer ik dat, maar bij gebrek aan bewegingsmogelijkheden buitenshuis geef ik het nu mijn volle aandacht. In de tijd dat ik een appel vermaal, verneem ik dat mijn huid Weleda skinfood kan eten. Van Vitalize Safraan Complex ga je beter in je vel zitten. Koopmans beweert dat we het liefst zijn waar we samenkomen om hun taarten te eten. Wist je dat Always maandverband een bovenlaag van biologisch katoen heeft en dat de steelstofzuiger van Dyson een constante zuigkracht heeft? Weinig reclames voor mannen. Ik kijk dan ook naar Net 5 ‘Powered by Linda.’ Is die toevoeging een kwaliteitsstempel? Op naar de volgende commercial. Lactacyd. Een was-emulsie waarmee je de zuurgraad van je ‘intieme zone’ op orde kan houden. Geldklopperij. Iedere weldenkende vrouw weet dat ‘die zone’ zelfreinigend is. Misschien dat vrouwen die dagelijks een hoop bezoekers verwelkomen in hun beroepsmatig of recreatief gastvrije vagina er baat bij hebben de pH van hun verstoorde lichaamssappen op orde te krijgen, maar een doorsnee-vrouw met een doorsnee-gebruikte 'zone' kan haar geld beter uitgeven bij Volero. Daar krijg je nu 25% korting op veel kleden.
Genoeg reclames. Ik zet de tv uit, kom overeind en ga de badkamer schoonmaken. Neem ik meteen de intieme zone van mijn wc onder handen. Want die is niet zelfreinigend.

 

Muziek in de natuur

07-02-2021
Wanneer ik op het platteland loop of fiets, valt me op hoeveel mensen een koptelefoon op hun knar hebben of oortjes dragen. Ik vermoed dat ze naar muziek luisteren. Wat ik me afvraag is: waarom? Stampen ze lekker mee op het ritme van de melodie omdat ze uit hun cadans raken door omgevingsgeluiden? Worden ze zonder die muziek overvallen door een ontspannen loomheid die hun energie voortijdig laat inkakken? Of hebben ze een hekel aan ruisende wind, loeiende koeien, blatende schapen of klapwiekend overvliegende zwanen?
Tijd om uit te zoeken wat muziek in de natuur voor mij doet. Het is een frisse zonnige middag wanneer ik de – ongebruikte – oortjes van mijn telefoon in mijn jaszak steek. Binnen de bebouwde houd ik mijn gehoorgangen vrij, ik wil niet schrikken van opgevoerde scooters die onverwachts langs scheuren of hulpverleningsvoertuigen die met loeiende sirenes naderen, geluiden die me ontgaan als ik alleen oor zou hebben voor de muziek. Die muziek moet ik trouwens keihard zetten om boven het stadse geraas uit te komen.
Zodra ik de vrije natuur bereik, kies ik een dansbaar deuntje om het tempo erin te krijgen en prop de oortjes in. Bijna ongemerkt begin ik sneller te trappen. Halverwege het nummer moet ik me in het zweet werken om in de maat van de muziek te blijven. Op deze manier is er geen lol aan.
Dat is niet het ergst. Waar mijn ogen een weiland zien waarin twee shetlandpony’s elkaars nek begrazen, suggereert de muziek dat ik me in een rokerige disco met de geur van verschaald bier bevind. Het is alsof je in de bioscoop naar The Sound of Music kijkt met muziek van Rammstein. Voor mijn hersenen onbegonnen werk om dit recht te breien. Ik trek de oortjes uit. Fijn, rust. Een hond blaft. Een goederentrein dendert over het spoor. In de verte raast de snelweg. Geen mooie plattelandsgeluiden, maar wel vertrouwde.

 
 
 
 
inDelen