Weer als nieuw
29 mei 2024 - Weer als nieuwOp de achterbumper van mijn Peugeot 107 is een duif van plan om op de takjes die er ooit terechtgekomen zijn, een nest in elkaar te flansen.
Het is broedseizoen. De lak van mijn auto is niet alleen ten prooi gevallen aan opgehoopt vuil en Saharazand, maar ook aan massabombardementen: het blauw gaat schuil onder spetters en klodders vogelpoep. En door de nattigheid van de afgelopen maanden groeit er een verscheidenheid aan mossen in kieren en raamrubbers. Binnen heeft een spin een web gebouwd. Insecten die argeloos door het open raam naar binnen vliegen, staat een verrassing te wachten.
Je hebt mensen die wekelijks hun auto schoonmaken. Mijn Peugeot moet het doen met twee keer per jaar een gang naar de wasstraat, een natte lap over het interieur en een stofzuigbeurt.
Vandaag is het zover. Ik haal een spons over de auto om het ergste vuil eraf te schrobben en kar naar de wasstraat voor een grondige reiniging en een laag wax.
Terug thuis kijk ik met genoegen naar het blinkende, glanzende, glimmende blauwe autootje dat onder de prut tevoorschijn gekomen is. Dertien jaar en weer als nieuw. Poetsgrage autoliefhebbers moeten het zonder deze verrassing stellen. Zij zien iedere keer dezelfde auto. Voorspelbaar en saai.
Thriller
Vandaag is het 40 jaar geleden dat ‘Thriller’ uitkomt. En 39 jaar geleden dat ik met een vriendin in Singapore beland, waar we afgepeigerd na een lange treinreis vanuit Bangkok het eerste het beste (slechtste) goedkope hotel binnenstappen.
Uit mijn dagboek:
30-11-1983 Wanneer we ontwaken zitten we onder de beten van luizen, wantsen of vlooien. Bovendien is het een hoerenhotel. We liggen afgelopen nacht net lekker te pitten als we wakker worden van de manager die op de gang een verkooppraatje over het aanbod meisjes-tegen-betaling afsteekt tegen een gast. Hij wil slapen. Verderop laat een man zich even later wel enthousiast (en gelukkig kortdurend) voorzien van vrouwelijk gezelschap. De kamers op de gang hebben houten muren met aan de boven- en onderkant open vlechtwerk, dus we horen alles.
De zeurpiet
Fruitvliegjes
Overzomeren
Billentikker
Openlijk heb ik me twee, hooguit tien keer laten gaan. Zo was ik op mijn werk een keer niet bestand tegen de bijna dagelijkse aanblik van de ferme kadetjes van een fitnessinstructeur, gehuld in een zwart-wit gestreepte stretchbroek. Zijn klassen bestonden bijna louter uit vrouwen, dus wat mij betrof vroeg hij er gewoon om. Als voormalig marinier (en tegenwoordig stuntman) zag hij de lol er wel van in. Denk ik. Hij keek me alleen maar schaapachtig aan.
Mijn tikjes en mepjes zijn geen uiting van de platte driften die je doorgaans bij mannen ziet. Het maakt mij niet uit of de bezitter van zo’n achterwerk een man is of een vrouw. Of een hangbuikzwijn bij een kinderboerderij. Of een Belgische trekknol voor een koets. Het heeft alles te maken met een goedaardige nieuwsgierigheid naar stevigheid en verend vermogen.
Kolossale dierenkonten neem ik nog steeds graag onder handen. Dat ik geen actieve mensenbillentikker meer ben, komt ook omdat ik intussen ouder en nog wijzer ben geworden. Al sluit ik niet uit dat mijn aandrang af en toe toch onverwacht de kop kan opsteken.
Man met eierstokken
Is het je weleens opgevallen hoeveel woorden en uitdrukkingen ‘man’ bevatten? Man van het woord. Manhaftig. Je mannetje staan. Zich vermannen. Allemaal ter eer en glorie van het lichamelijk en geestelijk mannelijk gezag. Betitel een man als vrouwhaftig of zeg dat hij zich moet vervrouwen en de kans bestaat dat je een mannelijke dreun voor je harses krijgt.
Dan deze pareltjes: Een zuinige vrouw is het mooiste stuk huisraad. Zelden vindt men een wijf zonder knorren of gekijf. En de kers op de taart: Een goede vrouw is een dame op straat, een prinses in de keuken en een hoer in bed. Toe maar.
Een toverheks is een lelijke nare vrouw, een tovenaar een buitengewoon pientere man. Vrouwen met een sterke ambitie of een opvallende mening krijgen nogal eens de stempel ‘teef’. Terwijl bij honden de vrouwtjes over het algemeen zachtaardiger en aanhankelijker zijn dan de mannetjes. Ooit gehoord dat een vervelende rotkerel voor ‘reu’ wordt uitgemaakt?
Ik hoorde pas iemand over een doortastende vrouw beweren dat ze ballen heeft. Maar zeg tegen een man dat hij eierstokken heeft omdat hij zo sociaal en invoelend is, en hij keilt je ongetwijfeld een hoop krachttermen naar je kanis. Al was het maar om te bewijzen dat hij ballen heeft.
Ik ga nog even door. In de Roosendaalse wijk Langdonk hebben straten met dure koopwoningen aan de buitenrand van de wijk mannennamen. De straten met (goedkope) huurwoningen dragen vrouwennamen.
Kan niet anders dan dat een man dit heeft bedacht. Een sneue man die in zijn jeugd een onoverkomelijk akkefietje met zijn moeder of een andere vrouw heeft gehad.
Lang leve de leut
De hoogbejaarde man glimlacht, maar niet van harte.
We komen elkaar weleens tegen in het centrum. Dan schuifelt hij achter een blauwe rollator en duwt zijn vrouw tegen een rode. Samen praten ze honderduit, alsof ze elkaar lange tijd niet hebben gezien. Met zijn statige postuur en het witte, goed onderhouden baardje zou hij een koning uit een sprookje kunnen zijn. Zijn vrouw, tenger, rug recht en schouders laag, heeft hetzelfde koninklijke voorkomen. Ze kleden zich alsof ze altijd op weg zijn naar een galavoorstelling. Hij in pakken van een stof met een zijdeachtige glans, zij in rokken met jasjes die zomaar eens van Chanel kunnen zijn. Wat dat betreft zijn ze het toonbeeld van het Roosendaals carnavalsmotto van dit jaar: Van goej Uize.
Een kikker en een mini Max Verstappen huppelen voorbij. ‘Hier blijven,’ roept een man in boevenkostuum.
‘Is uw vrouw er niet bij?’ vraag ik de oude man.
In zijn ogen verschijnen tranen. Hij laat ze de vrije loop. ‘Ze is vorige maand gestorven.’
‘Wat vreselijk. Was ze ziek?’
‘Beroerte. In het ziekenhuis heeft ze nog een paar woordjes gebrabbeld. Zolang ze nog kon praten, zou het wel meevallen, dacht ik. Diezelfde nacht is ze overleden.’ Hij wrijft zijn wangen droog.
Naast ons op het plein slaan twee mannen luidruchtig hun vermoedelijk niet eerste biertje van vanmiddag achterover.
‘We waren 71 jaar samen. Ik heb de dokter gevraagd of ik ook dood mocht, maar hij zei dat ik gezond ben en dat het dan niet mag.’
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen.’
‘Ik hoop dat ik een hartstilstand krijg.’ Hij friemelt een kettinkje met niet-reanimerenpenning tevoorschijn. ‘Daarom draag ik deze. Doodgaan mag niet, maar iemand ongevraagd terughalen uit de dood wel. Belachelijk.’
Ik knik.
‘Ik mis haar verschrikkelijk.’
‘Niet zo somber,’ lalt een van de mannen. ‘Het is carnaval. Lang leve de leut.’
Code rood
Fladderend van boom naar schoorsteen naar vlaggenstok land ik even later op het bordes van het Oude Raadhuis op de Markt. Draaikolken van wind smijten twee niet aangelijnde chihuahua’s en een zak frietaardappelen onder het afdak van een leegstaand winkelpand. Een vrouw in een wijde jas buitelt als een stuurloze vlieger boven de bibliotheek.
Op de grond grijp ik me vast aan paaltjes, verkeersborden en de kuit van een zwaarlijvige man, en sleep me door de steeg naar de Nieuwe Markt. Pruiken, petten, brillen – waaronder een zonnebril – en een kunstgebit schieten langs als ongeleide projectielen. Net op tijd ontwijk ik een rollator met een bejaarde man die zich vastklemt aan de handvatten. Zijn spillebenen wapperen als een broek aan een waslijn achter hem aan. Twee tienermeisjes fietsen vrolijk kwebbelend rakelings langs mijn hoofd.
‘Blijf je vannacht slapen?’ roept een jongen vanaf een lantaarnpaal. Hij kijkt verliefd naar een meisje dat aan de overkant schrijlings over een ijzeren hek is gedrapeerd. Vlak bij haar kukelt een uit de muur gerukt uithangbord op de keien en zet een leger van lege blikjes en plastic flesjes de aanval in op de pui van een kledingwinkel.
‘Heb je de tuinstoelen binnen gezet?’ gilt een meer dan volslanke vrouw vanaf een langs glijdende gietijzeren bank naar de meer dan magere man naast haar.
Op mijn buik en ellebogen tijger ik naar huis. Ik wist het wel. Niets dan bangmakerij, die stormwaarschuwing.